De Rhododendron Hoeve

 

Het vermeerderen van de rhododendron.

terug


De rhododendron kunnen we vermeerderen door stekken, afleggen of door zaad.  Het kost veel tijd en veel aandacht.
Afleggen is de meest zekere en meest eenvoudige methode.
Stekken wil nog weleens mislukken, omdat er erg veel aandacht nodig is voor het in stand houden van de stekjes.
Bij zaden weten we niet wat we krijgen en het is ook een langdurig proces.
Vermeerderen kan ook wel door middel van enten, maar dat is meer werk voor de professional.

 

Stekken.

In de zomer, van half juni tot half juli, nemen we kruidachtige stekken. We scheuren een eenjarige zijscheut, die niet is verhout, van het oude hout, zodanig dat er een hieltje van hout van de ouderplant aan blijft zitten.
Het hieltje kan wat worden bijgeknipt als het te langwerpig is geworden. De onderste bladeren van de scheut worden verwijderd

Vul een kleine pot met stekgrond. Neem een stokje of potlood en maak daarmee een gaatje in de grond.
Het hieltje van de stek wordt gedoopt in stekpoeder. Overtollig poeder afschudden.
Steek de stek in het gaatje in de grond tot de bodem van het gat. De grond wat aandrukken.
Eventueel kunnen meerdere stekken in één pot worden gestoken.
De pot met stek wordt met water begoten met een fijne broes.
Steek vervolgens een flink aantal wat langere stokjes in de grond van de pot. Deze dienen als steun voor een doorzichtige plastic
zak, die over de stokken wordt getrokken en onderaan met een elastiekje aan de pot wordt vastgemaakt.
De pot zetten we op een warme plaats in de schaduw.
Na vier weken kunnen de stekken beworteld zijn. Nu kunt u ze overpoten en door voldoende aandacht en water in leven houden.
 

Het stekken van kleinbladige rhododendrons geeft de meeste kans op succes. Als u een grootbladige plant probeert te stekken is het raadzaam de bladeren, die aan het stekje blijven, te halveren. Dit beperkt het vochtverlies.

 

Afleggen.

Afleggen is de eenvoudigste en betrouwbaarste manier van vermeerderen van een rhododendron.
In het voorjaar kiezen we een één- of tweejarige scheut, die dicht bij de grond zit.
Onder de scheut maken we de grond wat los en mengen er wat tuinturf en een beetje rhododendronmest door.
Maak in de scheut een kleine schuine insnede, iets onder een bladknop. (Dit is het stukje van de scheut, dat zo dadelijk in de grond moet worden gedrukt !)
Maak in de losgewoelde grond een greppeltje, vul dat greppeltje met wat zand en druk de scheut in het zand. Overdek het in de grond gestoken deel met de losgemaakte grond.
Zet de scheut in de grond vast met een gebogen ijzer of zo nodig met een zware steen.
Plaats een stok stevig naast de uit de grond komende scheut. Buig het uiteinde van de scheut voorzichtig omhoog en maak deze met binddraad vast aan de stok.
Geef in het begin flink water.

Tegen de herfst zullen er wortels aan de aflegger zitten, maar het is te vroeg om de scheut van de moederplant los te halen. Pas de volgende herfst kan de aflegger van de moederplant worden geknipt en uitgegraven.

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

Zaad.

Bij vermeerderen met zaad is het onzeker of het eindresultaat gelijkt op de moederplant, die we hebben gekozen. Dat is alleen enigszins het geval als het stuifmeel van een bloem terecht is gekomen op de stempel van dezelfde bloem of een andere bloem van dezelfde plant.
Er is sprake van kruisbestuiving als het stuifmeel terecht komt op de stempel van een bloem van een geheel andere rhododendron.
Dan kunnen we een geheel nieuwe variëteit laten ontstaan.

Hoe gaan we te werk bij vermeerdering met zaad.
In het najaar (oktober / november) verzamelen we dikke zaaddozen van een mooie rhododendron.
Deze leggen we op een oude krant te drogen.
Als de doosvruchten openspringen kunnen de zaden worden uitgeschud op een stuk papier. Dit bewaren we op een droge plek tot  het voorjaar.
In het voorjaar wordt het zaad gezaaid in een bak met turfmolm.
De bak wordt met een plantenspuit vochtig gehouden. Niet te nat ! Eventueel de bak met plastic folie overtrekken.
De bak komt op een plaats waar het ca. 18 graden Celsius is.
Na een paar weken zullen de eerste zaailingen al verschijnen.
Als de zaailingen één of twee centimeter groot zijn en de eerste twee blaadjes zijn gevormd, worden ze met een pincet verspeend. Elk plantje wordt afzonderlijk uit de zaaibak gehaald en in een apart potje geplaatst.
Ook dan weer de grond met een plantenspuit matig vochtig houden. Niet laten verdrogen, niet te nat !
Als de plant te groot wordt zal ze verpot moeten worden in een grotere pot..
Na ongeveer 2 jaar hebben we een plantje, dat buiten geplaatst kan worden, maar dat nog lang geen mooie rhododendronstruik is.
In het voorjaar, mei, buiten plaatsen op een wat beschutte plek. Niet te veel zon, niet te veel wind.

Geen van de nakomelingen zal precies lijken op de oorspronkelijke plant. We weten niet hoe ze gaat groeien en bloeien. In het beste geval wordt de kwaliteit van de moederplant benaderd, maar niet geëvenaard en zeker niet overtroffen.

 

terug